De troebele tijden

Troebele, woelige, gevaarlijke tijden, inderdaad. Maarten Luther bestrijdt met zijn leerstellingen het katholieke geloof. De Spaanse Koning, Filips II, bestrijdt met man en macht de hervormers. We kennen ze nog uit onze vaderlandse geschiedenis: Alva met zijn bloedraad, Requesens, Don Juan, Alexander Farnese, Albrecht en Isabela én onze Hoogstraatse Graaf Antoon II de Lalaing...

De grote oorlog zal beëindigen in 1648 met het verdrag van Munster. Eén van de gevolgen daarvan: de noordelijke Nederlanden scheuren zich af, en worden protestants, de zuidelijken Nederlanden blijven trouw aan Rome. Wat dan weer met zich meebrengt dat alle katholieke bezittingen in het noorden in de handen komen van de hervormers, de protestanten. Zó wordt de Boxtelse Petruskerk een protestantse kerk.

Maar de katholieken van Boxtel hadden de ramp al lang zien aankomen. De doeken werden van de Petruskerk in het grootste geheim overgebracht naar kasteel Staepelen, verblijfplaats van de heren van Boxtel. Vanaf 1607-1608 werden ze bewaard in de versterkte stad Den Bosch, bij de predikheren. Later wellicht ook in klooster Mariënburg op de Ulenberg en bij Heilwig Vos op het Klein Begijnhof, na de val van Den Bosch in 1629. 

Eén zaak was duidelijk: de Heilig Bloeddoeken waren niet meer veilig in de Noordelijke Republiek, ze moesten naar het katholieke zuiden overgebracht worden.

Dat overbrengen gebeurde, ergens tussen 1648 en 1652, door toedoen van de Heer van Boxtel, Ambrosius van Horne, tweede graaf van Bassigny. Hoe dát juist is verlopen is niet te achterhalen. Volgens een bestaande legende zouden de doeken “een wijle” berust hebben in de Sint-Janskapel van Weelde, van waaruit ze naar de Sint-Michielsabdij van Antwerpen werden gebracht. Zeker is dat ze er tot 1652 bewaard werden.

En in dat jaar 1652 werden ze aan Hoogstraten overgedragen, de nieuwe bewaarplaats tot op heden.